We hadden het interview gepland om 19.30
en zoals altijd gaat het eerst over koetjes en kalfjes.
(Gepubliceerd 05 februari 2020)
Over de gezondheid, over het weer, usi Toet heeft pas een voetoperatie gehad. Ze blijft ook liever binnen en gaat alleen als het moet de deur uit. Bung Otjep en usi Toet laten met trots de foto’s zien van alle kleinkinderen die aan de wand hingen, gekregen voor hun huwelijksverjaardagen.
Achteraf ben ik wel blij dat Rudi het interview heeft opgenomen. Want als bung Otjep op zijn praatstoel zit, kan mijn pen hem niet meer bijbenen. Wat een spreker is die man, hij weet best wel veel en met zijn herinneringen zit het ook goed. Uiteindelijk gingen wij met genoeg stof tot schrijven en mijn hand, lichtelijk verkrampt om 22.30 naar huis.
Herinneringen aan de jaren in kamp Coehoorn in Muiderberg en de studietijd in Hilversum.
Bung Otjep: Een heleboel ben ik al vergeten. Ik ben van de tweede generatie. Wij, mijn ouders, zuster en ik kwamen in 1951 in Muiderberg aan in kamp Coehoorn. Hier hebben wij ca. anderhalf jaar gewoond. Het was een kleine kamp die uit één houten en één stenen barak bestond. Daarna zijn wij in 1953 naar Tiel verhuisd. Oesie Toet en ik kwamen dus pas veel later in kamp Almere te wonen. Er waren twee partijen in kamp Coehoorn onder de kampbewoners. Aanhangers van de BPRMS* en aanhangers van de CRAMS*. Aanhangers van de grootste partij, de CRAMS bleven in het kamp achter. De kleine partij, de BPRMS, werd gesplitst in twee groepen. De ene groep vertrok naar Barneveld en de andere groep waar mijn ouders en ik in zaten vertrokken naar Tiel. Waarom deze groep weg ging weet ik niet en wat die groepen in hielden wist ik ook niet. Ik was toen 19 jaar.
Ik kwam in 1957 in kamp Almere te wonen. Ik was nog vrijgezel. In 1958 op 9 augustus zijn we in Tiel getrouwd. Usi Toet was al eerder in kamp Almere geweest bij haar oudste zus Non die in het kamp woonde. Ik kwam voor het eerst in kamp Almere in 1954 en woonde toen in een kamar bujang*. Toen ik nog in Tiel woonde wilden ze mij naar de zeevaartschool in Apeldoorn sturen. Dat ging niet door. Toen probeerden ze mij nog op de zeevaartschool in Amsterdam en Vlissingen te krijgen. Ook dat ging niet door omdat er geen plaats meer was. Uiteindelijk werd het de Philipschool in Hilversum. Dit paste meer bij mij omdat ik op de ambachtsschool de richting fijnmechanica heb gekozen. Gelukkig maar, want de zeevaartschool was toch niets voor mij omdat ik last had van zeeziekte.
In kamp Almere waren er toen veel jongeren die naar Rens en Rens in Hilversum gingen, een particuliere school voor elektronica en radiotechniek. Ze werden met een busje opgehaald. Maar de toelatingseis was Mulo*. Ik had alleen de ambachtsschool gedaan op vmbo* niveau.
Kunt u iets over uw familie vertellen?
Bung Otjep: Mijn vader heet Hermanus Tahamata, ik heb twee moeders. Mijn biologische moeder heet Antoinetta Kipuw, mijn tweede (stief)moeder heet Albertina Leatemia. Ik heet voluit Joseph Stefanus Tahamata en ben geboren op 30-10-1932 te Magelang op Midden-Java. Mijn ouders komen uit kampong Ihamahu gelegen op het eiland Saparua. Ik ben voor het laatst in 1991 in Ihamahu geweest. Mijn vrouw heet Augustina Juliana Ohello geboren 08-08-1936 in Atambua op Timor.
De familie bestaat uit 11 kleinkinderen en 1 achterkleinkind. Mijn biologische moeder heeft drie zonen en twee dochters. Ik ben de oudste van de drie zonen. Toen de jongste zoon 1 jaar werd overleed mijn moeder. Hij is toen geadopteerd door een familie Matatula en woont op Makassar. Mijn tweede moeder heeft een dochter en woont in Culemborg.
Herinneringen aan Indonesië en de overtocht naar Nederland.
Bung Otjep: Ik heb mijn jeugd doorgebracht in Makassar en was toen 8 jaar. Ik kan mij nog herinneren dat de Japanners Indonesië binnen viel. Alle militairen moesten met hun gezinnen geëvacueerd worden. We zijn toen verhuisd buiten Makassar, daar is mijn moeder helaas overleden. Mijn vader is daarna hertrouwd. Hij zat ook bij de KNIL. We zijn na de oorlog in 1945 eerst verhuisd naar Balikpapan en van daar naar Banjarmasin beide op Borneo. Vandaar naar Semarang op Java, daarna in 1951 naar Nederland met de ‘Grote Beer’. We deden er 21 dagen over en dat was vrij snel.
s ’Avonds mochten wij niet op het dek komen. Wij sliepen aan de voorkant van het schip. Dus elke keer als de golven tegen het schip sloeg werden we niet goed. We moesten ook meehelpen in de keuken. Bij mooi weer werd er aan boord gevolleybald. Ik herinner me ook dat de boot moest keren vanwege het uitbreken van de waterpokken, de boot moest toen 3 dagen in quarantaine blijven. De route was ; Aden – Port Said – Suezkanaal – Amsterdam. De boot stopt één keer onderweg in Aden om te bevoorraden.
Ik sprak al Nederlands omdat ik in Indonesië op de Europese school zat. De bemanning waren Nederlanders, velen van hen nog jonge kadetten. Als we klaar waren in de keuken met afwassen en opruimen gingen wij met de bemanning wat drinken en kletsen. Voor de ouderen waren de contacten met de bemanning wat minder omdat zij het Nederlands niet machtig waren. Er waren wel wat ouderen die Nederlands konden maar de meesten spraken het niet. Mijn vader was sergeant eerste klas bij de KNIL. Hij kon niet hoger op komen omdat hij geen Nederlands sprak. Een grote struikelblok voor de Molukkers was dat ze ‘voor tijdelijk verblijf naar Nederland’ moesten. Zij hadden gezegd voor tijdelijk naar Nederland. Ze konden niet naar Ambon en ook niet naar Nieuw Guinea omdat het afgesloten was. Ik heb zelf niet kunnen proeven hoe de sfeer was onder de ouderen. Je was jong en was met andere dingen bezig.
Herinnering aan de tijd in de kamar bujang.
Bung Otjep: De meeste verhalen hoorde je als je in de kantine zat als de ouderen met elkaar aan het praten was. Veel heb ik zelf gehoord van opa Titaley (de vader van usi Lies Patty). Die woonde net als ik in kamar bujang 63. Zijn vrouw was toen in Indonesië achtergebleven. Kamar bujang 63 en 64 zaten aan elkaar vast en stond dwars op de kamar mandi. De vrijgezellen die er woonde waren onder meer Alex Pelupessy, Jimmy Titahalawa, Jan Sinai, Dede Patty, Simon Patty, Jozef Dalu, Max Tamaëla. Mack Halussy en Anis Pattikawa woonden in kamar 64. Op kamer 61, woonden de intellectuelen. Zo noemde ik het, daar woonde o.a. Frans Tutuhatunewa. Kamar bujang 61 en 62 zaten aan elkaar vast. Waar wij woonden was een allerhande van allerlei studenten. In kamar 62 woonde ook Anis Pattipawae, Sitanala, Anthoni, Suripatty uit Gennep. In kamer 63 woonde ook bung Conny Lekahena. Oom Sole Leuhery woonde in kamar 62, hij was de bank van de vrijgezellen. Als de vrijgezellen geen geld had konden ze altijd bij oom Sole terecht om geld te lenen. Oom Sole had altijd wel wat achter de hand. Het was altijd gezellig in de vrijgezellenbarak. Koken werd in de gaarkeuken gedaan. Als ik van mijn werk kwam en naar de avondschool moest kreeg ik soep van de gaarkeuken dat voornamelijk uit water bestond, dus geen vulling van groente of vlees. We kregen ook gestoomde makreel. Als het een grote was kreeg je een halve per persoon. Als je met zijn achten was kreeg je vier grote makrelen. Dan mag ik nog geluk hebben als er nog een stukje voor mij over was. Als de vrijgezellen aan het eten waren dachten zij niet aan de anderen.
Ik kwam pas om half elf thuis van de avondschool en dan was er niets meer te eten. Het waren ook zware tijden maar je moet even door de zure appel heen bijten. De opleidingen werd toen betaald door CAZ. Ik studeerde ook boven op mijn stapelbed. Er werd mij ook gevraagd of ik niet bij de intellectuelen in kamer 61 of 62 wilde wonen. Dat wilde ik niet het was bij ons veel gezelliger en daar was het saai. Bij ons kon je tenminste lachen en gebeurde er altijd wat. Vooral als oom Titaley midden in de nacht thuis kwam en tegen de onderkant van mijn bed trapte en zei dat ik voor hem thee moest maken. Je deed het maar omdat hij een stuk ouder was. Ook nam hij af en toe koek en limonade mee en riep ons allemaal bij elkaar om met elkaar te gaan zingen. Ook Abang Kelatow die thuis woonde kwam geregeld in de vrijgezellenbarak. Ik was toen dom geweest om geen autorijles te nemen. Dat werd toen betaald, maar ik dacht..ach, waarom zou ik het doen ik kan toch geen auto kopen.
Hoe ervaart u het digitale tijdperk?
Bung Otjep: De digitale tijdperk laat ik een beetje aan mij voorbij gaan. Ik heb wel een computer maar geen internetverbinding. Als ik dat wel had zie ik mijn bed nooit meer…..
Was u actief geweest in de gemeenschap?
Bung Otjep: Ik was 24 jaar kerkenraads lid geweest en 16 jaar lid van bestuur classis barat. Dat is wel genoeg dacht ik. Ik heb nu gelukkig weinig meer aan mijn hoofd en het enige waar ik nu aan denk is “wat zullen we vanavond eten”. Af en toe gaan we naar Hilversum een beetje rond kijken om daarna weer huiswaarts te keren zonder iets gekocht te hebben. usi Toet zegt dan “ik dacht dat je iets moest kopen, welnee was dan mijn antwoord, dat was maar een smoes om er even eruit te zijn”. Verder ben ik druk met het ene kleinkind van school af halen en op een andere dag een andere kleinkind naar gitaarles brengen en weer op een andere dag een andere kleinkind naar hockey te brengen. Zo zijn mijn weken weer gevuld. Als het mooi is weer gaan we op ons vrije woensdag op pad als wij zin hebben. Of we gaan pisang goreng maken. Ik heb genoeg hobby’s. Ik kan schaken en dammen maar heb helaas geen tijd. Boven heb ik een computer staan waar ik mijn correspondentie mee doe als ik een brief naar Ambon moet schrijven. Of ik moet een gerecht die usi Toet van haar zus hebt gekregen op de computer opslaan.
Gelukkig is het nu wat minder maar vroeger stond de frituurpan altijd klaar. Als ik midden in de nacht trek krijg gaat de frituurpan aan en vraag ik aan usi Toet of zij een kroket of frikandel wilt. Als wij van een ‘malam penghiburan’ elders, laat thuis komen gaan we altijd bij Beo langs om iets lekkers te halen. Een keer was ik bij Beo met drie vrouwelijke kerkenraadsleden, terugkomend van een malam penghiburan. Zei een van het personeel “zo zo met drie vrouwen op stap”. Later kwam ik met usi Toet bij Beo terugkomend van een bezoek kreeg ik weer een opmerking “waar zijn die andere twee vrouwen” of “is er weer iemand overleden”?.
Hoe vind u dat de jongeren omgaan met hun adat en de gewoonten?
Bung Otjep: De jongeren van nu en vooral de derde generatie leven in hun eigen wereld. Anders dan wij de tweede generatie gewend zijn. We leven in een westers maatschappij. Daar worden de jongeren helemaal door opgeslokt. Ze zijn mondiger en hebben veel vrijheid om te doen en te laten wat zij willen. Ze maken hun eigen keuzes door bijvoorbeeld naar de kerk te gaan waar zij zich het beste bij voelen. Desondanks vergeten zij niet hun afkomst.
Hoe voelt u zich en hoe is uw gezondheid?
Bung Otjep: Ik voel mij goed. Ik moet wel uitkijken met te vet eten. Want mijn cholestrol gehalte is vrij hoog. Dus minder kroketten en frikandellen.
Heeft u nog een wens?
Bung Otjep: De staatsloterij winnen. Dan zeg ik tegen mijn kinderen; koffers inpakken en we gaan met zijn allen op vakantie. Ach dat is niet zo belangrijk, ik ben als een kwartje geboren en zal altijd een kwartje blijven. Belangrijkste is je gezondheid en dat ik alles nog kan doen samen met usi Toet. En dat wij mogen genieten van onze kinderen en kleinkinderen. Ik voel mij ook geen 82. De mensen vragen mij wel eens hoe ik oud ik ben. Ik zeg dan 70 en daarna zeg ik plus 12.
Mist u niet dat er iets voor de ouderen in de gemeenschap wordt gedaan?
Bung Otjep: Niet zo zeer. Ik heb mijn kinderen en kleinkinderen. Die houden mij wel bezig. Daar ben ik al druk genoeg mee. Riekje en Rolf zijn vernoemd naar een vroegere vroedvrouw Riekje Kaptijn en haar man Rolf.
Hoe kwam dat zo?
Bung Otjep: usi Toet was toen in verwachting van Riekje. We belden toen mevrouw Kaptijn op om te vragen of ze even bij usi wilden kijken. Ze stonden net op het punt om naar de film te gaan. Ze kwamen toch nog even langs. Toen Riekje werd geboren vroeg ik aan haar hoe zij heette. ” Ik heb geen mooie naam zij mevrouw Kaptijn. Zeg maar hoe u heet, Riekje zei ze. Dan noemen we haar Riekje”.
Rolf werd in Laren geboren. Toen we naar het ziekenhuis gingen was het nog geen twaalf uur s’nachts en usi Toet was nog niet bevallen. Toen zei de dienstdoende verloskundige “volgens mij wacht de kleine op mevrouw Kaptijn” die de dienst na twaalf uur zou overnemen. En ja hoor na twaalven beviel usi Toet van een jongen. Toen vroegen we aan mevrouw Kaptijn hoe haar man heet. “Rolf zei ze. Dan noemen we hem Rolf”.
Hieronder volgt een lijst van in het interview voorkomende afkortingen.
- BPRMS = Badan Persatuan Rajat Maluku Selatan (afgekort BP): Eenheidsbeweging RMS
- CRAMS = Commissie Rechtpositie Ambonese Militairen en Schepelingen
- KNIL = Het Koninklijk Nederlandse Indische Leger
- Classis Barat = Afdeling west (regionale indeling kerkelijkegemeenschappen van de GIM)
- GIM = Geredja Indjili Maluku (De Moluks Evangelische Kerk)
- Kamar bujang = Vrijgezellenbarak
- Mulo = Meer Uitgebreid Lager Onderwijs
- Vmbo = Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs
- CAZ = Centraal buro Voor Ambonezenzorg
- Malam penghiburan = Avond voor de begrafenis (Troostdienst)
- BEO = Bekend patatzaak in Laren
Bung Otjep Tahamata